Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9806

Datum uitspraak2008-08-07
Datum gepubliceerd2008-08-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers404016 / KG ZA 08-1477 AB/PvV
Statusgepubliceerd


Indicatie

De taakstraf van eiser is door officier van justitie met toepassing van artikel 22 Sr omgezet in een vervangende hechtenis vanwege een poging tot omkoping. Eiser heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend en vordert in kort geding dat het besluit van de officier van justitie tot omzetting wordt geschorst totdat door de politierechter is beslist op zijn bezwaarschrift. De voorzieningenrechter wijst dat verzoek toe nu het omzettingsbesluit gebrekkig is gemotiveerd.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK AMSTERDAM Sector civiel recht, voorzieningenrechter, zaaknummer / rolnummer: 404016 / KG ZA 08-1477 AB/PvV Vonnis in kort geding van 7 augustus 2008 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser bij dagvaarding van 1 augustus 2008, procureur mr. H.G. Koopman, tegen DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN JUSTITIE), zetelend te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. P.N. van Regteren Altena, advocaat mr. J. Bijlsma te 's-Gravenhage. 1. De procedure Ter terechtzitting van 5 augustus 2008 heeft eiser, verder te noemen x, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat x ter terechtzitting de vorderingen tegen mr. J.F. de Boer, officier van justitie te Amsterdam, heeft ingetrokken. Gedaagde, verder te noemen de Staat, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. 2. De feiten 2.1. Bij vonnis van 7 juni 2005 van de politierechter van deze rechtbank is x wegens het vervalsen van een of meer geschriften veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. 2.2. Op 5 februari 2008 is X door Reclassering Nederland (hierna: de Reclassering), in het kader van deze taakstraf, uitgenodigd voor een intakegesprek. Dat gesprek heeft op 27 februari 2008 plaatsgevonden. 2.3. Door de Reclassering is een formulier “De 20 standaardregels voor de taakstraf” opgesteld. Deze standaardregels vermelden, voor zover hier van belang, het volgende: “Gevolgen wanneer u de regels niet nakomt (…) Als u zich gedurende de taakstraf niet aan deze regels houdt, kan de reclassering u een officiële waarschuwing geven. Hebt u een officiële waarschuwing gehad en overtreedt u de regels nogmaals, dan wordt de uitvoering van de taakstraf op dat moment gestopt. Bovendien kan de reclassering – wanneer zij vindt dat er sprake is van een ernstige overtreding van de regels – de uitvoering van de taakstraf onmiddellijk stoppen, zonder voorafgaande waarschuwing. Bij stopzetting van uw taakstraf wordt met vermelding van de redenen voor de stopzetting, aan de Officier van Justitie gemeld dat de taakstraf mislukt is. …) Regels (…) 19. Streng verboden misdragingen tijdens de uitvoering van uw taakstraf door of namens u gepleegd – die leiden tot onmiddellijke stopzetting zijn; (…) elke poging tot omkoping, bijvoorbeeld met het oogmerk om minder uren te werken dan zijn opgelegd.” 2.4. In de periode van 10 maart 2008 tot 14 april 2008 heeft X 32 uur gewerkt op het groepsproject te [project1]. Op 28 april 2008 heeft hij wegens gezondheidsredenen telefonisch om overplaatsing naar een ander project verzocht. 2.5. Op 19 mei 2008 is X op het project [project2] te [plaats] voor een kennismakingsgesprek verschenen. Hij heeft daarbij gesproken met [persoon1]. Na het gesprek heeft X acht uur op het project gewerkt. 2.6. Op 20 mei 2008 heeft de Reclassering besloten om de taakstraf van X per onmiddellijk stop te zetten en de zaak ter verdere afhandeling terug te sturen naar het openbaar ministerie, vanwege een poging tot omkoping door X. X is telefonisch van die beslissing op de hoogte gesteld. X heeft tijdens dat telefoongesprek ontkend dat hij de intentie zou hebben gehad om iemand om te kopen. Bij brief van 23 mei 2008 heeft de Reclassering een schriftelijk weergave van de inhoud van het telefoongesprek van 20 mei 2008 aan X gezonden. 2.7. Op 18 juni 2008 is door de Reclassering een “Afloopbericht werkstraf” aan het CJIB, afdeling LCA/taakstraffen, gestuurd. Dit afloopbericht vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende: “Conclusie Op 19 mei 2008 heeft de heer X in een kennismakingsgesprek met de heer [persoon1] van project [project2] tijdens het maken van werkafspraken tegen de heer [persoon1] gezegd: ¦Kunnen we dat niet anders regelen?¦. Dit gedrag is door ons gekwalificeerd als een poging tot omkoping. Een dergelijke poging is in strijd met regel 19 van de standaardregels voor de werkstraf en met ons integriteitsbeleid. De heer X is op de hoogte van de inhoud van de Standaardregels. Hij is op 27 februari 2008 schriftelijk akkoord met de inhoud ervan. Op grond hiervan sturen wij u de zaak ter verdere afdoening retour.” 2.8. Bij besluit van 4 juli 2008 heeft de officier van justitie te Amsterdam, vanwege het niet (volledig) uitvoeren van de taakstraf door X, op grond van artikel 22g, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de tenuitvoerlegging bevolen van de vervangende hechtenis voor 78 dagen. 2.9. Bij kennisgeving van 10 juli 2008 heeft de officier van justitie X kennis gegeven van het bevel tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De kennisgeving vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende: “De werkstraf is afgemeld met als reden: WS voortijdig beëindigd, urenlijst ontv. Ingevolge artikel 22g lid 1 van het Wetboek van strafrecht heb ik het restant van de taakstraf omgezet in een vervangende hechtenis. De vervangende hechtenis bedraagt, rekening houdend met eventueel voorarrest 78 dagen.” 2.10. Op 24 juli 2008 heeft X een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit tot omzetting van de taakstraf in een vervangende hechtenis. Tevens heeft de raadsman van X de officier van justitie bij brief van 24 juli 2008 verzocht om het besluit tot vervangende hechtenis op te schorten tot aan de behandeling van het bezwaarschrift door de politierechter. Op dat verzoek is afwijzend beslist. 3. Het geschil 3.1. X vordert samengevat - dat de Staat wordt veroordeeld om de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis op te schorten tot aan de dag van de behandeling van het bezwaarschrift. 3.2. X stelt daartoe - samengevat - dat het besluit van 4 juli 2008 tot omzetting van de taakstraf in een vervangende hechtenis niet voldoet aan de in artikel 22g, lid 1, Sr voor een omzetting gestelde criteria. Van een niet verrichten of niet naar behoren verrichten van de taakstraf zou geen sprake zijn. De taakstraf zou zijn omgezet omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan omkoping, maar dat blijkt niet uit het besluit of de daarna verzonden kennisgeving. X leidt hieruit af dat de officier van justitie het besluit tot omzetting heeft genomen zonder kennisgenomen te hebben van alle informatie. De officier van justitie heeft daarmee geen zelfstandig onderzoek gedaan naar de vermeende poging tot omkoping, heeft bij haar besluitvorming geen hoor en wederhoor toegepast en het standpunt van X niet in haar overwegingen betrokken. Van het standpunt van X is in het geheel geen kennis genomen en ook is niet overwogen andere maatregelen, zoals bijvoorbeeld een waarschuwing, te nemen. Dat is volgens X onzorgvuldig en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Daarnaast stelt X dat hij niet binnen een redelijke termijn afschrift van alle aan de besluitvorming ten grondslag liggende stukken heeft ontvangen. Hij is daardoor ernstig in zijn belangen geschaad. Onder deze omstandigheden had de officier van justitie volgens X in redelijkheid niet kunnen weigeren om het besluit tot omzetting in een vervangende hechtenis te schorsen totdat de politierechter heeft beslist. 3.3. De Staat voert verweer. Op het verweer van de Staat wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Artikel 22g Sr luidt als volgt; 1. Indien de door de rechter tot een taakstraf veroordeelde niet aanvangt met de taakstraf of het openbaar ministerie van oordeel is dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet naar behoren verricht of heeft verricht, kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen. Het openbaar ministerie geeft hiervan kennis aan de veroordeelde. 2. Het openbaar ministerie doet deze kennisgeving zo spoedig mogelijk aan de veroordeelde betekenen. De kennisgeving behelst het aantal uren taakstraf dat naar het oordeel van het openbaar ministerie is verricht alsmede het aantal dagen vervangende hechtenis. 3. Tegen de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, kan de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de rechter die de straf oplegde. De rechter kan de beslissing van het openbaar ministerie wijzigen. 4.2. De bevoegdheid om te beslissen op een verzoek zoals door X gedaan, om de vervangende hechtenis op te schorten totdat door de (politie)rechter op het bezwaarschrift zal zijn beslist, ligt bij de officier van justitie, die hierbij beleidsvrijheid heeft. Dit betekent dat de voorzieningenrechter in kort geding zich terughoudend dient op te stellen bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een dergelijke beslissing. Een vordering als door X ingesteld kan in kort geding dan ook slechts worden toegewezen, indien, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, moet worden geoordeeld dat de officier van justitie niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten te weigeren de vervangende hechtenis op te schorten totdat de politierechter op het bezwaarschrift zal hebben beslist. 4.3. Het door X ingediende bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Het onthouden van opschortende of schorsende werking aan het bezwaarschrift is de nadrukkelijke bedoeling van de wetgever geweest. Bij amendement van het Kamerlid [kamerlid] (Tweede Kamer 1999-2000, 26114, nr.16), is de oorspronkelijk vooropgestelde schorsende werking van het bezwaarschrift uit het wetsvoorstel taakstraffen verwijderd. Zoals (ook) door de Staat ter terechtzitting is aangevoerd, is daarbij door de wetgever overwogen dat het openbaar ministerie niet lichtvaardig tot omzetting van een taakstraf zal besluiten, maar bij elke zaak een individuele afweging maakt. 4.4. Volgens het besluit van 4 juli 2008 en de kennisgeving van 10 juli 2008 is door de officier van justitie tot omzetting van de taakstraf besloten omdat X zijn taakstraf niet volledig zou hebben uitgevoerd dan wel voortijdig zou hebben beëindigd. Niet blijkt daaruit dat door de officier van justitie tot omzetting van de taakstraf zou zijn besloten omdat X tijdens het gesprek met [persoon1] op 19 mei 2008 een poging tot omkoping zou hebben gedaan en de tenuitvoerlegging van de taakstraf daarmee als mislukt moest worden beschouwd. Gelet op hetgeen de Staat als reden voor de omzetting heeft aangevoerd, is de grondslag voor de omzetting gelegen in het niet naar behoren uitvoeren van de taakstraf door X en niet in het niet volledig uitvoeren of voortijdig beëindigen daarvan. De officier van justitie heeft daarmee aan het besluit tot omzetting een verkeerde motivering ten grondslag gelegd. De omstandigheid dat X reeds op 20 mei 2008 telefonisch en bij brief van 23 mei 2008 schriftelijk van de Reclassering heeft vernomen waarom tot stopzetting van de taakstraf is besloten, maakt dat niet anders. Niet de Reclassering maar de officier van justitie is immers het bevoegde orgaan, waarbij de officier van justitie haar besluitvorming zelf dient te motiveren en, zoals hiervoor overwogen, een eigen individuele afweging dient te maken. 4.5. Welke individuele afweging door de officier van justitie ten aanzien van X is gemaakt blijkt overigens niet uit het besluit van 4 juli 2008, noch uit de kennisgeving van 10 juli 2008. Niet duidelijk is daardoor op grond waarvan de officier van justitie de Reclassering volgt in haar standpunt dat door X op 19 mei 2008 een poging tot omkoping is gedaan en waarom in dit geval niet kon worden volstaan met een waarschuwing, nu X na het bewuste gesprek met [persoon1] nog een volledige dag zijn taakstraf heeft vervuld. Het standpunt van de Staat dat het besluit of de kennisgeving niet de gronden hoeft te bevatten waarop het berust is, gelet op het vrijheidsbenemende karakter van het besluit en de mogelijkheid om zich in het bezwaarschrift daartegen deugdelijk te kunnen verweren, onjuist. De omstandigheid dat artikel 22g, tweede lid, Sr een motivering niet noemt maakt dat niet anders. 4.6. Nu het besluit van 4 juli 2008 en de kennisgeving van 10 juli 2008 niet deugdelijk zijn gemotiveerd, is het voorshands niet onaannemelijk dat het besluit van 4 juli 2008, zoals door X gesteld, uitsluitend tot stand is gekomen op grond van eenzijdige door de Reclassering, dan wel het CJIB, verschafte (digitale) informatie en dat het verweer van X niet in de door de officier van justitie te maken individuele afweging is betrokken. Te meer nu uit de aan de raadsman van X gefaxte kopie van het afloopbericht kan worden afgeleid dat de officier van justitie pas op 22 juli 2008 kennis heeft genomen van het afloopbericht. In die situatie heeft de officier van justitie niet in redelijkheid kunnen komen tot afwijzing van het verzoek van X om de vervangende hechtenis op te schorten totdat de politierechter op zijn bezwaarschrift heeft beslist. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden toegewezen. 4.7. De Staat zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van X worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - dagvaarding 71,80 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.141,80 5. De beslissing De voorzieningenrechter: 5.1. schorst de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis tot aan de dag van de behandeling van het door X ingediende bezwaarschrift, 5.2. veroordeelt de Staat in de proceskosten, aan de zijde van X tot op heden begroot op EUR 1.141,80, 5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2008.?